vrijdag 11 mei 2007
16.00 – 18.00 uur

Over de noodzaak van kunst en kunstenaar
De wetenschapsfilosoof Joop Doorman
emeritus hoogleraar van de Technische Universiteit Delft

Joop Doorman was hoogleraar filosofie inzake de grondslagen van de wiskunde en de kwantummechanica.
Naast zijn hoogleraarschap was hij directeur van het Sweelinck conservatorium in
Amsterdam en directeur van de VPRO. Hij heeft zich verdienstelijk gemaakt voor wetenschap,
kunst en cultuur als voorzitter van uiteenlopende instellingen. Hij was de afgelopen jaren ook
voorzitter van de Stichting Skepsis. ‘Mythen zijn sociaal-psychologische placebo’s, maar er moeten
in een gemeenschap ook mensen zijn die zich realiseren dat het een placebo is.’
Een introductie van de opvattingen van Joop Doorman? Wie kan dat beter dan doen dan Joop
Doorman zelf. We citeren uit een interview met hem in het blad Skepter, maart 1998.
“Skeptici, dwazen, onnadenkende dromers – kortom alle dwarsliggers zijn voor hem uitermate
waardevolle onderdelen van de samenleving….hij heeft niet meer dan een mierennest en wat wiskunde
nodig om dat uit te leggen.
De klassieke theorie over mieren is dat het automaatjes zijn, volledig genetisch vastgelegd. En
de voedselvoorziening van een mierennest is ook uitermate strak georganiseerd. Ze rekruteren
elkaar en rennen heen en weer tussen voedselbron en nest. Maar als je dat bestudeert, en je
staat een eindje van het nest èn van de voedselbron af, met blote benen, dan wordt je toch op
een gegeven moment gestoken. Hoe komt dat? Wat doen die mieren daar?
Ga er nu eens vanuit dat het helemaal geen automaten zijn maar dat ze een zeker kansgedrag
vertonen. Dus naast mieren die een heel rigide gedrag vertonen zijn er ook van die mieren die
een beetje suf… zo van… rondzwerven… die vertonen eigenlijk anarchistisch gedrag. Het voordeel
is natuurlijk een continue exploratie van het hele gebied. Ze verkennen de buurt. Daar kun je een
wiskundig model van maken. Je kunt kijken welke verhouding tussen kansgedrag en exploitatietijd
van de omgeving optimaal is. Hoe meer voedselbronnen er zijn, des te groter het percentage
mieren dat ‘zomaar’ wat rond zou moeten gaan lopen. Ongehoorzaamheid loont, in zekere mate.
Het verschil met mensen is natuurlijk dat wij naast genen en kansgedrag ook plannen en wensen
hebben, en dat we schattingen maken over de wensen en plannen van anderen.”