Het visuele geheugen van de stad
December
Rietveldpaviljoen
Bob Kovel en Gaia Son
Aan behangen of sausen doet hij niet. “Iets voor de buren, ik heb mijn eigen manier.” En wat voor manier. Je kijkt je ogen uit in zijn bescheiden appartement. De muren zijn van onder tot boven bekleed met moderne kunst. Toilet niet uitgezonderd. Een overweldigende verzameling, waarbij zowel plaats is voor de klare lijnen van originele Fokke en Sukkes als de expressie van internationaal gerespecteerde Amerikanen en Europeanen.
“Het meest heb ik met tekeningen. Die leggen voor mij het best de ziel van de kunstenaar bloot. Bij schilderen verdwijnt er te veel achter lagen verf, vind ik.”
‘Kennis over persoon en bedoeling kan veel verpesten’.
Opvallend afwezig in dit Amersfoorts thuismuseum: zijn eigen werk. Kovel maakte naam met doeken waarin het grensgebied tussen expressie en ambachtelijkheid wordt opgezocht. Niet abstract, niet figuratief, maar eigen. “Prachtig als mijn werk bij anderen hangt. Maar zelf hoef ik er niet tegenaan te kijken. Kunst die mij verrijkt is kunst die ik niet snap. Als ik kunst niet snap en wel wil snappen dan is het goed. Van mijn eigen werk weet ik al aardig waar het vandaan komt.”
Kovel wil het liefst zo weinig mogelijk weten over de bedoeling van een kunstenaar. Als bezoekers van een eigen expositie er naar vragen, dan krijgen zij antwoord, maar echt van harte gaat dat niet.
Lucebert
“Kennis over persoon en bedoeling kan veel verpesten. Mijn perfecte voorbeeld is Marc Mulders. Ik was een groot bewonderaar van zijn kleurrijke werk. Onbetaalbaar voor mij, maar voor het geval dat bleef het toch op de verlanglijst staan. Totdat ik hem in een tv-interview zag. Wat was die man tevreden met zichzelf. Helemaal klaar raakte ik met hem, toen hij Jezus als zijn grote inspiratiebron opvoerde. Dat had ik nooit in zijn werk gezien, en dat wil ik er ook helemaal niet in zien.”
“Over Lucebert heb ik stevige discussies gehad met Gaia, mijn liefde met wie ik elke grote aankoop bespreek en die zelf ook verzamelt. Meerdere werken van Lucebert hebben we in huis. Een hele grote meneer voor mij. Totdat er er een biografie uitkwam waaruit bleek dat hij in zijn jonge jaren sympathiseerde met de nazi’s. En niet zo’n beetje ook. Ik wilde meteen al de Luceberts de deur uit doen. Gaia ging dat te ver. Zij wees erop dat Picasso misschien een nog wel grotere klootzak was dan Lucebert. Het is inderdaad ongelooflijk wat Picasso zijn kinderen aandeed en hoe hij met vrouwen omging. Toch moet je er niet aan denken dat musea om die reden zijn werk niet meer zouden willen exposeren. Vorm of vent, het blijft een heel lastige afweging.”’
Bob groeide op in New York en volgde een kunstopleiding in Los Angeles. Zijn relatie met Gaia Son bracht hem naar Nederland. Sinds 1987 woont het stel in Amersfoort. “Vanwege de centrale ligging, zoals bij zo veel stadgenoten. Gaia kreeg een baan in Apeldoorn en dat vonden we wat ver van de randstad met zijn musea en galeries. Op een koopavond maakten we kennis. We wisten het meteen: een leuk stadje, hier gaan we ons thuis voelen. Wat we toen nog niet wisten was dat de stad gekke en bijzondere festivals en manifestaties kende. De aanwezigheid van de helaas al lang weer verdwenen Academie voor Beeldende Vorming bracht cultureel leven in de brouwerij. Aan mijn dosis heftige discussies over kunst en maatschappij kwam ik hier zeker. Tot ruzies aan toe, daar ontkom je dan ook niet altijd aan.”
New York
Van New York naar Amersfoort. De omgekeerde weg van Piet Mondriaan. “New York is een geweldige stad, maar niet om er te wonen en te werken. Je verkeert tussen heel veel kunstenaars, terwijl er maar zeer weinigen van hun werk kunnen leven. Het is er altijd lawaaiig. Nooit rust in je atelier, als je daar al een atelier kunt betalen. In Amersfoort zijn de omstandigheden gewoon beter. Ik heb een hartstikke prettige werkplek aan de Siliciumweg. Amsterdamse collega’s zeggen tegen me: ‘maar wat valt er nou in Amersfoort te doen?’ Genoeg. Ik hoef geen honderden restaurants en cafe’s. Een paar leuke voldoet. Voor die Amsterdamse collega’s is dat niet anders. Waar je ook woont, in de praktijk zijn er altijd maar een paar plekken waar je steeds naar terugkeert. En het is natuurlijk niet zo, dat je in Amersfoort voor het isolement kiest. We reizen veel. New York bezoeken we zo vaak als maar mogelijk.”
Exposeren kun je beter in de grotere steden, merkte Bob tot zijn eigen verbazing. “In Amersfoort was nauwelijks belangstelling voor mijn werk bij een expositie, maar nadat ik ook een expositie had gehad in Antwerpen, was die Amersfoortse belangstelling er plots wel. Kennelijk is het dus zo dat de uitstraling van een stad ook op jouw werk afstraalt. Om die reden ben ik blij met kunsthal KAdE. De exposities trekken landelijke aandacht en tillen de stad dus cultureel omhoog. Eerder stond ik geheel achter de komst van het Armandomuseum. Als vrijwilliger heb ik samen met drie collega’s de muren van de Elleboogkerk geverfd. Een rotklus. Er kon nog geen bedankje bij Armando van af. Achteraf een signaal. Zijn werk werd bij de exposities gecombineerd met werk van andere kunstenaars, maar op zijn nadrukkelijke wens altijd alleen met die van grote internationale namen zoals Anselm Kiefer.’
Teruggekocht
Hij ontdekte eind vorig jaar bij toeval dat werken van de voormalige Amersfoortse kunstuitleen in uitverkoop waren gedaan op een Belgische veilingsite. Daaronder werk van hem en zeker nog vier andere Amersfoortse kunstenaars. Veel woorden wil hij er nu niet meer aan vuil maken, maar raken doet het hem nog steeds. Zijn werken waren hem zo dierbaar dat hij ze op die site heeft teruggekocht.
Kovel omarmt het Verborgen Schatkamer-initiatief van collega Ron Jagers. Omdat Amersfoort geen museum kent dat werk van hedendaagse Amersfoortse kunstenaars collectioneert, en omdat de stad sowieso relatief weinig kunst bezit, laat Jagers in het Rietveldpaviljoen eind volgend jaar een expositie samenstellen uit collecties van Amersfoortse particulieren. Als inspiratiebron dient het Stadtmuseum Dresden. Werk uit eigen stad wordt daar dusdanig met werk van elders gecombineerd dat zowel bezoeker als maker het als verrassend en inspirerend ervaren.
Bij de collectie van Kovel kan de curator putten uit een kleine vierhonderd werken, waarvan ongeveer tien procent van de hand is van kunstenaars met een Amersfoortse hartslag, zoals Jagers dat noemt. Er hoeven geen Amersfoortse kunstenaars te worden gekozen, maar het mag uiteraard wel.
Welke Amersfoortse kunstenaars blijven volgens Kovel overeind als je ze naast de grote namen uit zijn collectie plaatst? “Ik vind dat geen leuke vraag. Zo wil ik niet kijken naar onze verzameling. Het is geen competitie. Elk werk heeft kwaliteit. Als ik een werk niet goed vind dan komt het niet in onze collectie. Je hebt natuurlijk wel verschillende soorten kwaliteiten. Aan een sterrenrestaurant stel je andere eisen dan aan een foodtruck. Toch kan een echt goed gemaakte gehaktbal je zeker zo goed smaken als een gerecht waar je een godsvermogen voor moet betalen.”
Na enig aandringen toch wat namen. “De foto’s van Ron Jagers vind ik echt goed. Met die onscherpe hoofden op de voorgrond. Snap ik niet, dus goed. De sculpturen van Emile van der Kruk: heel eigen. De werken van Amersfoorters heb ik meestal verkregen door te ruilen. Met collega’s in andere steden lukt dat meestal niet. Daar is toch iets van vriendschap voor nodig. Maar gekocht heb ik ook. De in 2019 overleden Couzijn van Leeuwen had op een gegeven moment geld nodig. Nou, dan help je en ga je niet aandringen op ruilen bij zo’n groot talent.”
Balans
Bob ervoer Amersfoort als een warm bad destijds. Denkt hij dat dit voor de jonge generatie kunstenaars nog steeds geldt? “Moeilijke vraag. De stad is nog steeds leuk, al blijft het jammer dat Amersfoort geen creatieve opleiding zoals de Academie voor Beeldende Kunst meer kent. Het is veel lastiger geworden om aan een betaalbare woning en betaalbare atelierruimte te komen. Galeries heb je hier nauwelijks nog. Wel staat het Rietveldpaviljoen open voor kunst uit eigen stad. In mijn tijd was dat anders. De blik van de toenmalige directie was geheel op buiten Amersfoort gericht. Vergelijkbaar met KAdE nu. Het zou heel mooi zijn als KAdE in de toekomst gaat doen wat ook het Armandomuseum heeft nagelaten: het zoeken naar een balans tussen lokaal en nationaal en tussen nationaal en internationaal. Dat zou een enorme boost voor het lokale kunstklimaat betekenen”