Het visuele geheugen van de stad
December
Rietveldpaviljoen
Mathieu Klomp
NAAM
Mathieu Klomp (1984)
MAAKT
Beelden van gesmolten plastic
OPLEIDING
Bachelor Hogeschool voor de Kunsten Utrecht. Master Taal & Ontwikkeling, Propedeuse Game Design & Development
WOONPLAATS
Leusden. Komt uit Amsterdam
EERDERE EXPOSITIES
Onder meer Plastic Soep in de Eem, Blauwdruk – StadsGalerij in het voormalige KAdE-gebouw, StadsGalerij. Kraft-Pavlova Foundation, Moskou, Rusland (groep). Window of Opportunity, Singer Laren Museum, Laren (solo). Grote of Sint Bavo Kerk, Haarlem (solo). Onbestaanbaar, Centraal Museum, Utrecht (solo)
HET VISUELE GEHEUGEN VAN DE STAD
Gekoppeld aan Michel en Greet Schoonderbeek. Maakt in overleg een keus uit hun verzameling en reageert daarop met een eigen werk.
WEBSITE
mathieuklomp.nl
‘Sufheid is heel prettig om tot ontplooiing te komen’
“Tijdens mijn studie taalwetenschap was het allemaal nog prima. Veel verschillende dingen waarvan je kon proeven. Toen ging ik stage lopen bij het Meertens Instituut. Je wordt daar geacht weken en nog eens weken bezig te zijn met uitzoeken, documenteren en vastleggen. Mijn spanningsboog trok dat niet. Opgesloten van negen tot vijf. Claustrofobisch. Dat was het moment dat ik besloot om het roer om te gooien.
Iets anders is niet gelukt. Dat is, denk ik, het eerlijke antwoord op de vraag waarom ik kunstenaar ben geworden. Het is niet dat ik me niet kan concentreren. Ik kan zelfs super-gefocust raken. Op een explosieve manier. Je helemaal geven, boem, en klaar. Als kind kon ik urenlang opgaan in het spelen met Lego. Vanuit die fijne herinnering heb ik me aangemeld op de kunstacademie. Eentje waar je een lesbevoegdheid kon halen. Dat leek me ideaal. Had je toch ook voor een deel een vast inkomen. En ook passend bij mijn spanningsboog. Een klas heb je nooit langer dan 70 minuten.
Met lesgeven ben ik inmiddels gestopt. Hoe leuk en belangrijk ik het prikkelen van de verbeeldingskracht bij jonge mensen ook vind, qua intensiteit laat het zich toch lastig combineren met mijn eigen projecten. Nu zorgt een eigen Lego-winkel voor vastigheid. Mijn leven draait om plastic, kun je wel zeggen. Ik heb van mijn hobby mijn werk gemaakt. Er zijn kunstenaars die met Lego-stenen werken, maar mij is dat te recht-toe-recht-aan. De frames van mijn beelden bekleed ik met gesmolten plastic. Daar worden ze rauw, expressief, en een beetje vies van. Wat ik meeneem van het spelen met Lego is mijn ruimtelijk inzicht. Dat heb ik daarmee ontwikkeld, denk ik.
Op de eindexamenexpositie was ik de enige met een ruimtelijk werk. Een ruiter en een paard op ware grootte van plastic. Opgesteld bij de ingang die tevens uitgang was, dus alleen daarom al niet te missen. Het regende reacties in de trant van: ‘Wat bijzonder, hoe doe je dat, wat knap’. Met mijn werk komt in één oogopslag de intensiteit van een gigantische hoop werk bij je binnen. Het imponeert, zonder dat ik op imponeren uit ben geweest. Ik kreeg gelijk tien exposities aangeboden. Op alles zei ik ja. Het is heel prettig als je niet de boer op hoeft, maar het geeft ook druk. Je moet voldoen aan verwachtingen en je wilt jezelf het liefst ook nog overtreffen. Ik wil meer zijn dan de kunstenaar die imponeert. Ik raakte het contact kwijt met wat ik leuk vond om te doen. Mede om die reden stopte ik met groot ruimtelijk werk.
Mijn Lego-winkel biedt rust in meerdere opzichten. Ik begin de dag met het klaarmaken van bestellingen. De bakken langs en er bestelde steentjes uithalen. Een vorm van ochtendgymnastiek, een moment van contemplatie. De motor van mijn verbeeldingskracht draait al genoeg op volle toeren. Ik hoef maar naar een dichte deur te kijken, of de associaties en de fantasieën beginnen te stromen. Ze nestelen zich in mijn geheugen. Als ingrediënten die ooit nog van pas kunnen komen. Op een gegeven moment ontstaat er in mijn hoofd een concreet idee voor een beeld. Een enorme gedrevenheid maakt dat los. Ik ga direct aan de slag.
Om een voorbeeld te geven van zo’n ingrediënt. In Berlijn bezocht ik tijdens mijn kunstopleiding een park met een monument uit de tijd van de DDR. Het ging om een über-dramatisch beeld, opgericht door de Sovjets ter meerdere eer en glorie van hun overwinning op de fascisten. Hartje winter. Geen mens te zien. Het monument stond er volslagen misplaats bij, ontdaan van elke betekenis en context. Iets van die sfeer zie je terug in mijn beeld van de man en het paard.
Een ander ingrediënt dat een plek heeft gevonden, is een waarneming bij klassieke ruiterbeelden. Een paard zie je nooit eens gewoon paard zijn. Als een soort sokkel dient hij de mens, meestal een hoge militair. Bij mij maakt de ruiter aanstalten om het paard te bestijgen. Het paard staat er fier bij, de mens onbeholpen. Zo helder als ik nu vertel, maak ik het voor de kijker zeker niet. Er blijft altijd iets te snappen of te interpreteren over. Dreigt bij het maken een verhaal of een symboliek eenduidig te worden, dan kap ik het af of haal ik het met iets anders weer onderuit. Vanuit welk levensgevoel? Lastige vraag, die stel ik mezelf niet bewust. Wat ik vaak terug hoor, is dat mijn werk een soort triestigheid uitstraalt. Melancholie is mij inderdaad niet vreemd. Ik kan het leven als behoorlijk absurd ervaren.
Toen Ron Jagers mij voor dit project vroeg, stond ik niet meteen te trappelen. Bij groepstentoonstellingen zie je nog wel eens dat dingen bij elkaar worden gebracht die eigenlijk helemaal niet bij elkaar horen. Een mooi verhaal van de curator moet dan voor het cement zorgen. Ik heb ja gezegd, omdat ik nieuwsgierig was wat verzamelaar Michel Schoonderbeek van mijn werk vond en of het tussen ons zou klikken.
We zijn samen op avontuur gegaan. Michel nam me mee op een tocht langs zijn gebouwen en projecten. Petje af voor wat hij allemaal gedaan en bereikt heeft. We konden mopperen over dezelfde dingen, zoals het flauwheidsgehalte van veel nieuwbouw. In Leusden, waar we beiden wonen, moest het bestuur zo nodig mee in de vaart der volkeren. We hadden een karaktervol gemeentehuis, daterend uit de jaren tachtig. Met een fuchsia-rood dak en een binnentuin. Moest plat, nu staat er een krampachtig bouwwerk waar de pitch van een paar snelle jongens van afdruipt. Knikkende ambtenaren: ‘ja, ja, een shared space, waar voetgangers en fietsers elkaar ontmoeten, helemaal hip dat moeten wij ook hebben’. Ze wilden daar eerst kunst aan de muren, maar uiteindelijk zijn ze maar gegaan voor fotoprints van generieke heidelandschappen die ze van de architect erbij kregen. Want stel je voor dat je zelf iets bedenkt. Ik vind de Hamershof ook een plek zonder verbeeldingskracht. Ziet er na de renovatie best weer fris uit hoor, maar zo safe: Alles grijs, één grote bak stenen zonder bomen. Het lijkt alsof ze de grootse vernieuwingen in Utrecht met een lullig budgetje wilden nadoen, zonder zelf te durven denken. Wat Michel specifiek daarvan vindt weet ik niet, maar hoe dan ook: Die interesse in architectuur en ruimtes delen we. En hoewel we totaal verschillende achtergronden hebben, voelde ik verwantschap: je verbeeldingskracht gebruiken, ondernemen, zelf iets durven bedenken. Ondernemer ben ik ook in het klein, met mijn Lego-winkel. Toen Michel liet blijken dat hij mijn kunst begreep en waardeerde, kon de middag helemaal niet meer stuk.
Ik heb het overigens best naar mijn zin in Leusden, waar ik al sinds mijn vierde woon. De sufheid is heel prettig voor mij om tot ontplooiing te komen. Ik ben een soort kluizenaar.
Van de kunst die Michel en zijn vrouw mij in hun huis lieten zien, bleef eerlijk gezegd weinig hangen. Geen werk waar ik direct iets mee had, en waarbij ik ideeën kreeg voor een reactie met eigen beelden. Het kwam me dan ook goed uit dat Michel bij de tweede ontmoeting zelf twee werken had uitgezocht. Het één is geïnspireerd op de Bijlmerbajes en bestaat uit allemaal A4-tjes met heel subtiele tekeningen. Het ander is een ambachtelijk gemaakte torso, daterend uit de slaventijd en afkomstig uit Afrika. Michel wil die werken graag op de expositie laten zien, heeft er interessante verhalen bij. Ik hoef niet zo nodig totale vrijheid. Waar ik met het meeste plezier aan terugdenk, is een opdracht voor een bunker uit de Tweede Wereldoorlog in het Utrechtse Wilhelminapark. Ik werd gevraagd om voor die ruimte een kersttafereel te maken. In de kersttijd, uiteraard. Ik heb gewerkt op locatie. Mensen zaten gezellig met de familie bij elkaar en ik sliep op een luchtbed tussen mijn beelden in een donkere, koude en vochtige bunker. Ik heb me zelden zo gelukkig gevoeld.
Het reageren op de torso van Ras Minga* met een eigen beeld is nog wel een dingetje. De formaten verschillen nogal van elkaar, maar daar heeft Michel een oplossing voor. Hij heeft nog ergens een mooie, een bijzondere partij hout liggen waar ik een soort sokkel van mag maken. Het wordt echt een samenwerking, een Gesamtkunstwerk misschien wel.
Het credo van Michel is: ‘Beperk je tot waar je echt goed in bent, en laat de rest aan anderen over’. Die uitspraak is me bijgebleven. Ik verkeer niet in de positie dat ik kan delegeren, maar het is wel iets waar ik naar toe kan werken. De andere reden waarom ik ben gestopt met omvangrijke beelden is dat het fysiek enorm veel van je vraagt. Na een paar uur werken met gesmolten plastic ben je gesloopt. Leuk als je gedrevenheid voelt tot het maken van een beeld met tien mensfiguren, maar het betekent wel honderd vingers, honderd voeten etc. Na de zoveelste herhaling ben ik het zat, dan ben ik bereid om de wc te gaan schrobben als iemand anders het van me over neemt. Ik stop dan ook gewoon. Niet dat dit erg is. Schetsmatigheid maakt het zelfs krachtiger. Niet elk detail hoeft te worden gevuld. Maar toch. Met medewerkers wordt het echt een keuze, en maak je in je hoofd misschien ruimte vrij voor nog meer ingrediënten en ideeën.”